Freud et Vienne : Le Witz et l’identité juive

Kamieniak , Jean-Pierre

2004-04-01

Articles papier

Résumé

Le recours bien connu à l’humour chez les peuples opprimés invite à s’interroger sur la fonction de ce dernier. L’analyse de l’exemple freudien, au cœur même d’une Vienne dont l’antisémitisme va croissant, met en évidence la valeur identifiante et identificatoire de l’humour juif dont les Witze fonctionnent alors, au sein de la communauté analytique aussi bien que juive, comme un signe d’appartenance et de reconnaissance venant fortifier une identité dont le narcissisme est mis en péril par l’hostilité ambiante.

Samenvatting

De tendens van bezette volkeren om terug te grijpen naar humor nodigt uit om de functie hiervan te bevragen. De analyse van het freudiaanse voorbeeld, ten tijde van het groeiende antisemitisme in Wenen, toont de identifiërende en identificatorische waarde aan van de joodse humor. De Witze functioneren daar, zowel in de analytische als de joodse gemeenschap, als een teken van saamhorigheid en erkenning die de identiteit komen versterken waar het narcisme onder druk is komen te staan omwille van de omringende vijandigheid.

Summary

The well known recourse to humour in oppressed peoples allows one to wonder about its function. Analysis of a Freudian example, in the heart of an increasingly anti-Semitic Vienna, underlines the identity-related importance of Jewish humour, whose Witze function, in the analytic community as well as in the Jewish community, as signs of belonging and of recognition which are then able to reinforce an identity whose narcissism is endangered by the atmosphere of hostility.